Dit verhaal is onderdeel van onze jubileumserie ‘100 jaar, 100 verhalen’, waarmee we terugblikken op een eeuw vol hoogtepunten, uitdagingen en bijzondere momenten. Elk verhaal biedt een uniek inkijkje in de rijke geschiedenis van Hekstra, onze projecten en de mensen die ons bouwbedrijf hebben gemaakt tot wat het vandaag is. Met deze serie willen we niet alleen onze geschiedenis vieren, maar ook laten zien hoe onze roots en ervaringen ons inspireren om elke dag te blijven bouwen aan de toekomst. Veel leesplezier!
/ / / / / / / / / / / / / /
In de naoorlogse jaren staat Friesland in het teken van de Wederopbouw. Maar er is schaarste aan alles, vooral aan bouwmaterialen en brand- en grondstoffen. Toch wordt er gaandeweg volop gebouwd om de groeiende bevolking een onderdak te kunnen geven. In Dantumadeel worden op het platteland tal van oude arbeiderswoningen gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Hoewel de schade overal groot is, zijn veel Friese boerderijen relatief ongeschonden de oorlog doorgekomen.
Ebele Hekstra pakt zijn rietdekkerswerkzaamheden al snel weer goed op. Vooral bij de herstelwerkzaamheden in de streek is er veel vraag naar het onderhoud van rieten daken. De focus ligt in eerste instantie op het herstel van de dakbedekkingen van boerderijen en schuren. Hij neemt daarom in 1946 al twee knechten in dienst om alle werkzaamheden aan te kunnen. Om de aanvoer van riet te kunnen garanderen, huurt hij vanaf het einde van dat jaar het rietgewas van natuurgebied ‘De Poel’ en de ‘Reintjesgracht’ van de gemeente Gaasterland voor 150 gulden per jaar. Dat biedt hem de nodige continuïteit. Want hoewel het pannendak in de Friese steden snel aan populariteit wint, blijft men op het Friese platteland in het rieten dak geloven. De groenbemoste rieten daken geven de boerderijen op het ruige platteland een eigen, karakteristiek karakter.
Ebele brengt zijn vakmanschap in deze jaren over aan zijn knechten en langzamerhand ook aan zijn oudste zoon Romke. Hij leert ze hoe ze met lange blinkende naalden door het riet moeten halen, om de draden stevig rond de wilgentakken te bevestigen. Ook toont hij hoe ze het draaibord moeten hanteren, op welke wijze ze de dekstoelen zonder gevaar in het riet dienen te bevestigen en het riet gelijkmatig over het dek kunnen leggen. Zo wordt hen het ambacht van rietdekker geleerd.
Zijn tweede zoon Feije wil liever iets kunstzinnigs gaan doen in plaats van het dak op met zijn vader. Hij is creatief ingesteld en kan goed tekenen, schilderen en houtbewerken. Hij volgt de ambachtsschool en leert daar timmeren. Als Feije 18 jaar wordt in 1950, kiest hij zijn eigen weg en gaat voor het avontuur. Hij besluit naar Amerika te emigreren en trekt in bij tante Trien en oom Pieter Zijlstra, die al in 1948 de Atlantische Oceaan zijn overgestoken. Eenmaal in Amerika begint Feije met zijn twee neven Wiebe en Romke Zijlstra een aannemersbedrijf.
Foto: Als Feije Hekstra 18 jaar wordt, kiest hij voor het avontuur en emigreert naar Amerika. Hij reist dan met de boot. Eenmaal aangekomen wordt hij op het station Grand Rapids in Michigan opgehaald door zijn tante Trijntje en omke Pieter.